fusilleerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fu·sil·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fusilleren |
fusilleerden
- meervoud verleden tijd van fusilleren
- Wij fusilleerden.
- Jullie fusilleerden.
- Zij fusilleerden.
- Wij fusilleerden.
vervoeging van |
---|
fusilleren |
fusilleerden