Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fun·de·rings·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord funderingswerker funderingswerkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de funderingswerkerm

  1. (beroep) bouwvakker die de fundering van een gebouw aanbrengt

Gangbaarheid