Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • full·time·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fulltimemoeder fulltimemoeders
verkleinwoord fulltimemoedertje fulltimemoedertjes

Zelfstandig naamwoord

de fulltimemoederv

  1. vrouw die 36 uur per week besteedt aan het verzorgen van de kinderen en het huishouden
     Van nature was ze een vrolijke en goedlachse vrouw die gek op haar man en hun twee kinderen was. Een fulltimemoeder met een parttimebaan bij een makelaarskantoor.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen