Nederlands

 
fruittuin
Uitspraak
Woordafbreking
  • fruit·tuin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fruittuin fruittuinen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fruittuinm

  1. (landbouw) een stuk land waarop de fruitteler fruit teelt
    • Naam: Johan Klaassen- Leeftijd: 70 jaar- Burgerlijke staat: getrouwd, drie kinderen- Woonplaats: Albergen- Dierbaar plekje: groente- en fruittuin [2] 
    • Carlos Faes van de Philips Fruittuin in Eindhoven vermoedt dat appelhandelaren gaan speculeren. ,,Het zou me niet verbazen als ze appels van de vorige oogst langer in de koelhuizen laten liggen om ze vervolgens op de markt te brengen als het aanbod schaars is en de prijs hoog.” [3] 
    • Wethouder Laurens Ivens (dierenwelzijn) heeft deze plek vrijdagmiddag geopend bij de Fruittuin van West. Op deze biologisch-dynamische boerderij kunnen mensen tegen een geringe betaling afscheid nemen van hun kippen of haan. Hier mogen de dieren oud worden of worden ze herplaatst. [4] 
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen