froisseren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: froisseren (hulp, bestand)
- IPA: / frwɑˈzerə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- frois·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans froisser "kneuzen, bezeren, krenken", dat teruggaat op middeleeuws Latijn frustiare "geselen, striemen" [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
froisseren |
froisseerde |
gefroisseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
froisseren
- overgankelijk een beetje kwetsen, licht krenken
- ▸ Hij vergeleek mij - oh, het moest mij niet froisseren - met Jacob Cats. Het froisseerde mij helemaal niet want Bordewijk kon al jarenlang geen kwaad bij mij doen en ik ben er nog altijd blij mee dat ik hem bij die gelegenheid, en op de bescheiden viering met een borrel daarna, van zo dichtbij mocht meemaken.[2]
- ▸ Om Duitsland niet te veel te froisseren werden de conflicten die zich voordeden, in de regel binnenskamers behandeld.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'froisseren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ froisseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jan G. Elburg“Geen letterheren. Uit de voorgeschiedenis van de vijftigers.” (1987), Meulenhoff, Amsterdam, ISBN 9029038144, p. 114/115
- ↑ Weblink bron L. de Jong“De Duitse Vijfde Colonne in de Tweede Wereldoorlog.” (1953), Van Loghum Slaterus, Arnhem / J.M. Meulenhoff, Amsterdam, p. 12