Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frie·melt

Werkwoord

vervoeging van
friemelen

friemelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van friemelen
    • Jij friemelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van friemelen
    • Hij friemelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van friemelen
    • Friemelt!