Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frie·mel

Werkwoord

vervoeging van
friemelen

friemel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van friemelen
    • Ik friemel. 
  2. gebiedende wijs van friemelen
    • Friemel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van friemelen
    • Friemel je?