franchiseorganisatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fran·chi·se·or·ga·ni·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord franchiseorganisatie franchiseorganisaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de franchiseorganisatiev

  1. (economie) de eigenaar van een handelsnaam die een ondernemer het recht geeft om tegen betaling een zaak met die handelsnaam te exploiteren
     De meeste zelfstandige gezinshuizen zijn aangesloten bij een franchiseorganisatie of werken samen met grote zorgaanbieders. Daarnaast zijn er ook vrijgevestigde gezinshuizen.[1]
     "Ik heb nog nooit een franchiseorganisatie meegemaakt die het zo bont maakt als Papa John's en die zo'n tsunami van ellende achterlaat", zegt hij. "Ze werven nieuwe franchisenemers onder een kwetsbare groep, voornamelijk Nederlanders met een migratieachtergrond, van wie de meesten niet of nauwelijks relevante ervaring in de horeca hebben", zegt Knotter.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hatixhe Raba
    “Steeds meer kinderen in gezinshuizen, maar 'een groot hart is niet genoeg'” (01-08-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Franchisenemers van pizzaketen Papa John's stappen naar de rechter” (20-02-2020), NOS