frambozengelei
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fram·bo·zen·ge·lei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frambozengelei | frambozengeleien |
verkleinwoord | frambozengeleitje | frambozengeleitjes |
Zelfstandig naamwoord
- een jam waarin frambozen zijn verwerkt
- ▸ De verse broodjes roken overheerlijk, aan de gelige, op een bedje van aardbeiblaadjes opgediende boterkrullen kleefden glanzende waterdruppeltjes en als ik met mijn elleboog tegen de tafel stootte, drilde de doorzichtige, talrijke minuscule zaadjes bevattende frambozengelei zachtjes.[2]
- een jam met een frambozensmaak
Gangbaarheid
- Het woord 'frambozengelei' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Péter Nádas“Het boek der herinneringen” (1986), Athenaeum - Polak & Van Gennep , ISBN 9055154407