flexibiliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flexi·bi·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse flexibiliser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
flexibiliseren |
flexibiliseerde |
geflexibiliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
flexibiliseren
- het flexibel maken of worden
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord flexibiliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.