Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·te

Bijvoeglijk naamwoord

fitte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van fit

Werkwoord

vervoeging van
fitten

fitte

  1. enkelvoud verleden tijd van fitten
    • Ik fitte. 
    • Jij fitte. 
    • Hij, zij, het fitte.