fio
Latijn
Woordherkomst en -opbouw
- Via het Proto-Italische fuiō te herleiden tot Proto-Indo-Europees *bʰuH- ("worden/zijn").
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fĭĕri |
fīō
- actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van fĭĕri
Portugees
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
fio m
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fiar |
fio
- derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van fiar