Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • film·cul·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmcultuur filmculturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de filmcultuurv

  1. (filmkunst), (maatschappij) in een samenleving bestaande traditie van het maken en waarderen van cinema
     „De filmvoorstelling vormt het hart van de filmcultuur. Hier ontmoet een film zijn toeschouwer en verandert een belofte in een belevenis.” Deze treffende woorden schreef filmhistoricus Karel Dibbets in 2004.[1]
     Vrijwel niets in Haarlem herinnert aan het ooit illustere filmverleden, de tijd dat de stad ervan droomde Hollywood aan het Spaarne te zijn. Al wat resteert van Haarlems filmcultuur zijn stemmige zwart-witfoto’s, wat oude filmposters en vergeelde krantenberichten.[2]
     Frankrijk beschikt van oudsher over een vitale filmcultuur, die in economisch opzicht het offensief van de Engelstalige film aardig heeft weten te pareren. Er zijn weinig filmculturen die zo veel debutanten en vrouwelijke regisseurs een kans bieden.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    André Waardenburg
    “Van cinemapaleis tot sfeerloze multiplex” (2 maart 2021) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    André Waardenburg
    “Hollywood aan het Spaarne” (4 juni 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Hans Beerekamp
    “Opwindende talenten uit Frankrijk” (25 oktober 2000) op nrc.nl