Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fijn·sne·den

Werkwoord

vervoeging van
fijnsnijden

fijnsneden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van fijnsnijden
    • ...dat wij fijnsneden. 
    • ...dat jullie fijnsneden. 
    • ...dat zij fijnsneden.