fietskaart
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietskaart (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fiets·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en kaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietskaart | fietskaarten |
verkleinwoord | fietskaartje | fietskaartjes |
Zelfstandig naamwoord
- gedetailleerde wegenkaart waarop vooral de fietspaden zijn aangegeven
Gangbaarheid
- Het woord fietskaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.