Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·var·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestvarken feestvarkens
verkleinwoord feestvarkentje feestvarkentjes

Zelfstandig naamwoord

het feestvarkeno

  1. de persoon waarvoor het feest gevierd wordt
    • bij een verjaardag is de jarige het feestvarken 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be