Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feeë·riek, fee·eriek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toverachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1922 [1]
  • Afkomstig van het Franse féerique.
  • afgeleid van fee met het achtervoegsel -iek [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen feeëriek feeërieker feeëriekst
verbogen feeërieke feeëriekere feeëriekste
partitief feeërieks feeëriekers -

Bijvoeglijk naamwoord

feeëriek

  1. sprookjesachtig mooi
    • Deze feeërieke voorstelling was erg indrukwekkend. 
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen