Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Engelse phaser
enkelvoud meervoud
naamwoord faser fasers
verkleinwoord fasertje fasertjes

Zelfstandig naamwoord

de faserv / m

  1. een fictief energiestraalwapen
    • Het personage schoot met de faser de aanvaller neer. 

Meer informatie