Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fas·ci·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fascikel fascikels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

fascikel

  1. een aflevering van een boek of tijdschrift
  2. (anatomie) bundel; deel van het prikkelgeleidingssysteem van het hart; (de anterieure fascikel en de linker posterieure fascikel)

Gangbaarheid

Verwijzingen