fascikel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fas·ci·kel
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fascikel | fascikels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
fascikel
- een aflevering van een boek of tijdschrift
- (anatomie) bundel; deel van het prikkelgeleidingssysteem van het hart; (de anterieure fascikel en de linker posterieure fascikel)
Gangbaarheid
- Het woord 'fascikel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.