Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·ri·ze·is·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord farizeïsme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het farizeïsmeo

  1. het zich gedragen als een farizeeër (een huichelaar)

Gangbaarheid