Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·pro·bleem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familieprobleem familieproblemen
verkleinwoord familieprobleempje familieprobleempjes

Zelfstandig naamwoord

het familieprobleemo

  1. problemen in of met de familie, problemen in de thuissituatie
    • De trainer nam ontslag in verband met familieproblemen. 

Gangbaarheid