Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fadet uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitfaden

fadet uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitfaden
    • Jij fadet uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitfaden
    • Hij fadet uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitfaden
    • Fadet uit! 


Gangbaarheid