Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·bel·tjes·fuik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fabeltjesfuik fabeltjesfuiken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fabeltjesfuikv / m

  1. de parallelle werkelijkheid van complotdenkers die op sociale media door algoritmes steeds meer berichten te zien krijgen over complotten en hier steeds meer in gaan geloven