Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·bel·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fabelachtig fabelachtiger fabelachtigst
verbogen fabelachtige fabelachtigere fabelachtigste
partitief fabelachtigs fabelachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

fabelachtig

  1. ongeloofwaardig
    • Wat een fabelachtig verhaal was dat! 
  2. buitengewoon geweldig
    • Er waren echt fabelachtige prijzen te winnen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be