får
Deens
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord fær
Naar frequentie | 113 |
---|
Werkwoord
får
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van få
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | får | fåret | får | fårene |
genitief | fårs | fårets | fårs | fårenes |
Zelfstandig naamwoord
får, o
Zelfstandig naamwoord
får
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van får
Verwijzingen
- får in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- får
Woordherkomst en -opbouw
- [A]: Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord for
- [B]: Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord fær
Naar frequentie | 79 |
---|
Werkwoord
får
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van få
[A] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | får | m: fåren v: fåra |
fårer | fårene |
genitief | fårs | m: fårens v: fåras |
fårers | fårenes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
[B] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | får | fåret | får | fåra fårene |
genitief | fårs | fårets | fårs | fåras fårenes |
Zelfstandig naamwoord
[B] får, o
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
får
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van får
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- får
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord fær
Werkwoord
- Betekenis: krijgen
får
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van få
Synoniemen
Werkwoord
- Betekenis: bleken
får
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van få
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | får | fåret | får | fåra |
Zelfstandig naamwoord
får, o
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
får
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van får
Zweeds
Uitspraak
Werkwoord
får
- tegenwoordige tijd van få
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | får | fåret | får | fåren |
genitief | fårs | fårets | fårs | fårens |
Zelfstandig naamwoord
får, o
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
får
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van får