Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·tra·va·gant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buitensporig’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • van Frans extravagant [2][3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen extravagant extravaganter extravagantst
verbogen extravagante extravagantere extravagantste
partitief extravagants extravaganters -

Bijvoeglijk naamwoord

extravagant

  1. ver buiten het alledaagse vallend
    • Een extravaganter feest kan ik me nauwelijks voorstellen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen