expliciteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ex·pli·ci·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
expliciteren |
expliciteerde
- enkelvoud verleden tijd van expliciteren
- Ik expliciteerde.
- Jij expliciteerde.
- Hij, zij, het expliciteerde.
- Ik expliciteerde.