• ex·pi·reer
vervoeging van
expireren

expireer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expireren
    • Ik expireer. 
  2. gebiedende wijs van expireren
    • Expireer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van expireren
    • Expireer je?