Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eti·ket·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
etiketteren

etiketteerden

  1. meervoud verleden tijd van etiketteren
    • Wij etiketteerden. 
    • Jullie etiketteerden. 
    • Zij etiketteerden.