Duits

Uitspraak
  • IPA: /ɛɐ̯ˈzɛʦn̩/
Woordafbreking
  • er·set·zen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ersetzen
/ɛɐ̯ˈzɛʦn̩/
ersetzte
/ɛɐ̯ˈzɛʦtə/
ersetzt
ɛɐ̯ˈzɛʦt/
volledig

Werkwoord

ersetzen

  1. vervangen