Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·in ren·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
erin rennen
rende erin
erin gerend
zwak -d volledig

Werkwoord

erin rennen

  1. ergens met rennende beweging ingaan
    • De deur van het huis stond open, dus ik kon erin rennen. 

Gangbaarheid