Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • epo·que
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord epoque epoques
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de epoquev / m

  1. tijdperk van een of meer kenmerkende gebeurtenissen of personen
    • Het werk van deze zeventiende-eeuwse kunstenares en natuuronderzoekster behoort tot de absolute top van de beeldende kunst van haar epoque. [1]
  2. moment van een belangrijke gebeurtenis of verandering waarmee een nieuw tijdperk begint
    • Wie El mundo es ancho y ajeno naast Sarmiento's epoque makende boek Civilización y barbarie. Vida de Juan Facundo Quiroga (…) legt, ziet dat er in honderd jaar heel wat was veranderd. [2]
    • Maar dewyl ik dit moment considereer, als de importantste en gesignaleerdste Epoque van myn levensloop, beken ik, dat myn' ontroering my niet toelaat te spreeken, met die tranquiliteit, die ik meen nodig te zyn, om iets te zeggen, dat de attentie van een zoo aanzienlyk Collegie waardig kan zyn, en zoo dus myne woorden niet beantwoorden aan Uw Ed. G.A. verwachting, bid Ik, dat Uw Ed. G.A., dat gebrek gelieven te suppleeren, met derzelver gewoone goedheid, en gunstig te considereeren, dat geen woorden konnen uitdrukken, 't geen ik op dit moment in myn hart gevoele. [3]
Schrijfwijzen
Uitdrukkingen en gezegden
  • epoque maken
[2] zoveel opzien baren dat het een onvergetelijke gebeurtenis wordt
Verwante begrippen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen