epilepsiehond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epi·lep·sie·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van epilepsie zn en hond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epilepsiehond | epilepsiehonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de epilepsiehond m
- (medisch) hond die een epilepsiepatiënt bijstaat
- ▸ Als een specifieke geurmolecule geïdentificeerd kan worden, dan zouden epilepsiehonden efficiënter en sneller getraind kunnen worden. 'De ontwikkelingen kunnen voor personen met epilepsie veel meer voorspelbaarheid en controle geven, wat verlichtend werkt voor de stress die de aandoening met zich meebrengt.'[1]
Gangbaarheid
- Het woord epilepsiehond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “UGent zoekt 45 personen met epilepsie voor onderzoek met honden” (23/09/2014), De Standaard