epidemiologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epi·de·mio·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van epidemiologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | epidemiologisch | epidemiologischer | |
verbogen | epidemiologische | epidemiologischere | |
partitief | epidemiologisch | epidemiologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
epidemiologisch
- (medisch) met betrekking tot verspreiding van ziekten onder (delen) van de bevolking
Vertalingen
1. met betrekking tot verspreiding van ziekten onder (delen) van de bevolking
Gangbaarheid
- Het woord epidemiologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.