Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·te·ro·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord enterovirus enterovirussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het enteroviruso

  1. bepaald soort RNA-virus dat maagdarmklachten kan veroorzaken
     Zeven baby's in het Antonius Ziekenhuis in Sneek zijn besmet geraakt met het enterovirus. Twee van hen liggen op de intensive care. Voorlopig kunnen in het ziekenhuis geen kinderen meer terecht die acute zorg nodig hebben.[1]
     Verspreid over Nederland houden veertig huisartsenpraktijken bij hoeveel patiënten zich melden met griepachtige verschijnselen. Zij kijken ook met welk virus deze patiënten zijn besmet (met het influenzavirus, het rhinovirus, het RS-virus of het enterovirus).[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Baby's in ziekenhuis Sneek besmet met enterovirus” (Vrijdag 22 januari 2016), NOS
  2.   Weblink bron “RIVM: griepepidemie in Nederland” (Binnenlandredactie 12-02-2020), Tubantia