enquêteren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: enquêteren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- en·quê·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enquêteren |
enquêteerde |
geënquêteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
enquêteren [1]
- overgankelijk (sociologie) door middel van een enquête ondervragen (over bepaalde meningen etc.)
- - SIMON OTJES (1984), HUISPOLITICOLOOG Werkte jarenlang als onderzoeker voor Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen. Is gespecialiseerd in kiezersonderzoek, onder meer door te enquêteren in zogeheten focusgroepen.[2]
- -Dat mag de VI meer doen, profvoetballers enquêteren. Je krijgt er een kerstgevoel van. Dat de voetballers hem thuis zelf hebben ingevuld vind ik een fijn idee.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord enquêteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enquêteren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Philip de Witt Wijnen 8 maart 2017
- ↑ Volkskrant Nico Dijkshoorn 22 december 2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be