Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·kel·spel·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord enkelspelpartij enkelspelpartijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de enkelspelpartijv

  1. (sport) tennis- of badmintonwedstrijd waarbij twee solospelers tegen elkaar spelen
     Tomás Berdych en Radek Stepanek hadden vrijdag hun enkelspelpartij al gewonnen en zorgden zaterdag voor de beslissende 3-0 door een 6-3, 6-4, 6-2 zege op Carlos Berlocq/Horacio Zeballos. Het duo was in Davis Cup-verband al goed voor dertien zeges tegenover slechts één nederlaag.[1]
     Federer, die deze week pas één enkelspelpartij heeft gespeeld in Halle, schreef het voorbereidingstoernooi op Wimbledon al vijf keer eerder op zijn naam. Vorig jaar wist hij de Rus Michail Joezjny in de finale in drie sets te kloppen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Tsjechië weer in finale Davis Cup” (Zaterdag 14 september 2013, 18:39), NOS
  2.   Weblink bron “Federer zonder te spelen verder” (Vrijdag 13 juni 2014, 22:03), NOS