emolument
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- emo·lu·ment
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands emolument en Frans émolument van Latijn emolumentum "voordeel, winst" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emolument | emolumenten |
verkleinwoord | emolumentje | emolumentjes |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) extra inkomen uit een officiële functie dat niet geregeld is
- Hendrik Dijkerman (1888-1977), jarenlang stalmeester bij de familie Van Aldenburg Bentinck op kasteel Middachten (bij Arnhem), vertelt in zijn fascinerende herinneringen hoe ieder voorjaar, als emolument, zijn eigen moestuin voor hem werd gespit en bemest. [3]
Opmerkingen
- Alleen de meervoudsvorm is nog gangbaar.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
Woordafbreking
- e·mol·u·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord emolumentum, dat van het Latijnse werkwoord molere komt
- Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel e- en met het achtervoegsel -ment
enkelvoud | meervoud |
---|---|
emolument | emoluments |
Zelfstandig naamwoord
emolument (meestal in het meervoud)
Synoniemen
|
|
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: official emoluments
bezolding
- [2]: casual emoluments
bijverdienste / emolumenten