Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • em·bedt

Werkwoord

vervoeging van
embedden

embedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
    • Jij embedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van embedden
    • Hij embedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van embedden
    • Embedt! 

Gangbaarheid