emailleur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- email·leur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van emailleren met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emailleur | emailleurs |
verkleinwoord | emailleurtje | emailleurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de emailleur m
- (beroep) iemand die emailleert
Gangbaarheid
- Het woord 'emailleur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.