elkaar de bal toespelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • el·kaar de bal toe·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
elkaar de bal toespelen
speelde elkaar de bal toe
elkaar de bal toegespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

  1. (sport) rondspelen binnen de ploeg
  2. (figuurlijk) wederkerig kansen op voordeel bieden

Gangbaarheid