Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tri·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
elektrificeren

elektrificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrificeren
    • Jij elektrificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrificeren
    • Hij elektrificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van elektrificeren
    • Elektrificeert!