Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·gen·rich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eigenrichting eigenrichtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eigenrichtingv

  1. veroordeling en bestraffing zonder inbreng van een rechter of wettelijke grondslag
     We raden het burgers sterk af om zich voor te doen als minderjarige om potentiële groomers op te sporen. We zien dat dit vaak tot eigenrichting leidt."[3]
     "Het feit dat de man voorafgaand aan het schietincident door jongens uit de groep werd mishandeld, rechtvaardigt op geen enkele manier de wijze waarop hij heeft gehandeld; de man koos voor eigenrichting door met het vuurwapen, dat hij al eerder bij zich had gestoken, op de ongewapende jongens te schieten. Dit acht de rechtbank niet proportioneel."[4]
     Minister Grapperhaus antwoordde daarop dat hij eigenrichting fel afwijst. "Als je vindt dat mensen de wet overtreden, moet je dat gewoon melden bij de politie. Eigenrichting kennen we in dit land niet, daar ga ik altijd tegenin." Grapperhaus is van plan om deze week bij de getroffen boer langs te gaan.[5]
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. eigenrichting op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Pedojagers steeds zichtbaarder, 'Als mensen voor eigen rechter spelen, trekken we grens'” (23-10-2020), NOS
  4.   Weblink bron “16 jaar cel voor doodschieten 19-jarige bij vechtpartij Amsterdam” (07-05-2019), NOS
  5.   Weblink bron “Alle dierenactivisten Boxtel vrijgelaten” (14-05-2019,), NOS