eigen schuld, dikke bult
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eigen schuld, dikke bult (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛiɣə(n)ˌsxʏlt ˈdɪkəˌbʏlt / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- ei·gen schuld, dik·ke bult
Woordherkomst en -opbouw
- verbinding van eigen, schuld, dik en bult; vermoedelijk een variatie op het verouderde spreekwoord "belofte maakt schuld en wie haar niet volbrengt, krijgt een bult", waarin "bult" de betekenis "bochel" heeft, vergelijk ook de oude bezwering bij een belofte "bij gans bulten" die verwijst naar de overtuiging dat God mensen die zich misdroegen met een bochel kan straffen [1] [2] [3]
Tussenwerpsel
eigen schuld, dikke bult
- (spottend) (gezegde) uitroep als iemand door eigen verwijtbaar gedrag zelf nadeel gaat ervaren
- Deze aansporingen ten spijt gaat de overheid nog sterk uit van het principe eigen schuld, dikke bult: kinderen en ouders zijn primair verantwoordelijk voor wat er geconsumeerd wordt. [4]
Synoniemen
Vertalingen
1. uitroep als iemand door eigen verwijtbaar gedrag zelf nadeel gaat ervaren
Gangbaarheid
- Het woord 'eigen schuld, dikke bult' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ eigen schuld, dikke bult op website: Etymologiebank.nl
- ↑ bult op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Dagevos, H.; G. Munnichs (2007). De obesogene Samenleving: Maatschappelijke perspectieven op Overgewicht, p. 102. Uitg.: Amsterdam University Press, ISBN 9789053569818.