eigen schuld, dikke bult

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·gen schuld, dik·ke bult
Woordherkomst en -opbouw
  • verbinding van  eigen, schuld, dik  en bult; vermoedelijk een variatie op het verouderde spreekwoord "belofte maakt schuld en wie haar niet volbrengt, krijgt een bult", waarin "bult" de betekenis "bochel" heeft, vergelijk ook de oude bezwering bij een belofte "bij gans bulten" die verwijst naar de overtuiging dat God mensen die zich misdroegen met een bochel kan straffen [1] [2] [3]

Tussenwerpsel

eigen schuld, dikke bult

  1. (spottend) (gezegde) uitroep als iemand door eigen verwijtbaar gedrag zelf nadeel gaat ervaren
    • Deze aansporingen ten spijt gaat de overheid nog sterk uit van het principe eigen schuld, dikke bult: kinderen en ouders zijn primair verantwoordelijk voor wat er geconsumeerd wordt. [4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen