Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ef·fec·ten·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord effectenbranche effectenbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de effectenbranchev / m

  1. (financieel) bedrijfstak die de handel in aandelen en obligaties regelt
     Vier medewerkers van de Rabobank hebben strafmaatregelen voor hun rol in het Euribor-schandaal afgekocht. Ze hebben daarvoor een schikking getroffen met het zelfreguleringsorgaan van de effectenbranche. Volgens het Financieele Dagblad hebben ze boetes betaald van 750 tot 3000 euro. Drie van de vier hadden een leidinggevende functie.[1]
     Mea Hiskes-Willemse, directeur van de Raad van de Effectenbranche en Association of Proprietary Traders (APT), vreest dat de Amsterdamse handelshuizen zullen uitwijken naar Londen, Zwitserland of de Verenigde Staten. (Ton Damen)[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Persoonlijke schikking Rabobankmedewerkers voor Euribor-fraude” (Woensdag 17 augustus 2016), NOS
  2.   Weblink bron “'Beurstaks kost 4000 banen'” (11-01-2012), Tubantia