eenpersoonstent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- een·per·soons·tent
Woordherkomst en -opbouw
samenstelling van een, persoon, tent een met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenpersoonstent | eenpersoonstenten |
verkleinwoord | eenpersoonstentje | eenpersoonstentjes |
Zelfstandig naamwoord
de eenpersoonstent m
- een tent die geschikt is voor één persoon
- ▸ Zelf heeft De Beer nu een eenpersoonstent speciaal voor de winter. Kosten: 700 euro. Zijn slaapzak (250 euro) is gevuld met dons, verder heeft hij een goed geïsoleerd slaapmatje (150 euro). De veldfles is vervangen door een thermoskan.[1]
- ▸ Het was al donker toen ik een onverharde weg passeerde waar een aantal eenpersoonstenten in de berm stonden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'eenpersoonstent' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Jeroen Kreule“Overleven op de wintercamping: eerst rondje flink rennen, dan de tent in” (22-12-2019), Tubantia
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers