Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·per·soons·tent
Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van een, persoon, tent een met het invoegsel -s-

enkelvoud meervoud
naamwoord eenpersoonstent eenpersoonstenten
verkleinwoord eenpersoonstentje eenpersoonstentjes

Zelfstandig naamwoord

de eenpersoonstentm

  1. een tent die geschikt is voor één persoon
     Zelf heeft De Beer nu een eenpersoonstent speciaal voor de winter. Kosten: 700 euro. Zijn slaapzak (250 euro) is gevuld met dons, verder heeft hij een goed geïsoleerd slaapmatje (150 euro). De veldfles is vervangen door een thermoskan.[1]
     Het was al donker toen ik een onverharde weg passeerde waar een aantal eenpersoonstenten in de berm stonden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers