eenhoren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- een·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands eenhoren, op te vatten als samenstelling van een ht en horen zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenhoren | eenhorens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de eenhoren m
- minder gangbare schrijfwijze voor eenhoorn
Gangbaarheid
- Het woord eenhoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenhoren" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ eenhoren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be