eenentwintigste-eeuwer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·en·twin·tig·ste-eeu·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenentwintigste-eeuwer eenentwintigste-eeuwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eenentwintigste-eeuwerm

  1. iemand die in de eenentwintigste eeuw heeft geleefd

Gangbaarheid