Nederlands

 
eczeem in de knieholte
Uitspraak
Woordafbreking
  • ec·zeem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘huiduitslag’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord eczeem eczemen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het eczeemo

  1. (medisch) oppervlakkige vaak jeukende huidontsteking die gepaard gaat met schilfers, bulten, kloofjes en korstjes; meestal veroorzaakt door een allergische reactie
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen