echtscheidingsproces

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • echt·schei·dings·pro·ces
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord echtscheidingsproces echtscheidingsprocessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het echtscheidingsproceso

  1. (juridisch) rechtzaak waarin het ontbinden van een huwelijk wordt geregeld
     Het zou één ding zijn als deze geluidsband op een of andere manier tot stand was gekomen voor het echtscheidingsproces, toen er, als de opname echt zou zijn, aanleiding was om te vrezen dat er sprake was van ontrouw. Maar als de niet-gedateerde opname tot stand was gekomen nadat het echtscheidingsproces was begonnen? Dan had er zelfs in de zin van de verouderde wet geen ontrouw plaatsgevonden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535